In de andere kamer loopt mijn vrouw rondjes. Ik voel haar stappen bonken omdat de houten vloer helemaal door loopt. In mijn ooghoeken zie ik door het raam dat de lucht dichttrekt. Waarom is het zo moeilijk om met een vrouw te praten? Ik zet mijn ellebogen voor me op de tafel en steun met mijn hoofd op mijn handpalmen. Ik heb toch gezegd dat ik ermee stop? Duidelijker kan het niet. Toch bleef ze aan mijn kop zeuren. Begrijp ik dan niet wat ze heeft doorgemaakt? Ja, natuurlijk wel! Waarom ben ik dan niet de eerste keer gestopt? Ja, hallo, dat heb ik al tig keer uitgelegd. Kan ze zich ooit nog met goed fatsoen vertonen in het dorp? Waarom niet? Zij heeft toch niks gezegd? Ik heb iets geroepen. Dan kan zij toch normaal door het dorp lopen? Ik wil gewoon geen AZC in de buurt. Wat zeg ik – niet op het hele eiland. Die gasten vervelen zich en ze hebben geen geld. Die hebben in een mum van tijd in de smiezen dat er op het strand wel eens wat te vinden valt: pallets, planken, strengen visnet, plastic kratjes, jerrycans, drijvers, kabels in alle kleuren en maten. En als je een keertje geluk hebt, een volle container. De kunst is dan om hem niet helemaal leeg te trekken. De deur open en alleen de eerste een, twee meter uitruimen. Dan laat de strandvonder je met rust. Als er een lege container wordt gevonden, gaan ze het hele eiland afzoeken. Maar dat weten die vluchtelingen niet. Die nemen straks natuurlijk alles mee naar hun zurige gymzaaltjes. En dan krijg ik gedonder. Want mij weten ze te vinden. En die gasten laten ze met rust. Dat ligt politiek veels te gevoelig, weet je. Vind je het gek dat ik tegen een AZC ben? Nee, toch? Maar van haar mag ik niks meer zeggen. Zij wordt er op aangekeken, zegt ze. Nou, ze zal het merken. Als ze van mij geen extraatjes meer krijgt. Ik houd mijn mond verder wel. Mijn huwelijk is me ook wat waard.
    Ik trek mijn dikke jack aan. Vannacht ging de zuidwester flink te keer. Goeie kans dat er iets te halen valt. Ik heb hout nodig. Het duin waarop ons huisje staat, kalft af. Man, als de golven van een springvloed komen – daar is niets tegenop gewassen. Prachtig om te zien. Ik sta met mijn laarzen aan de rand van de branding. Ze stormen op me af, als wilde dieren, bereid om alles te verwoesten dat op hun weg komt. Razend van teleurstelling slaan ze neer, het schuim spat in het rond. Woeste vlokken, wilde kolken, de botsing tussen het water dat aanstormt en het water dat langzaam terugvloeit. Komen er twee golven, drie. Quarter pounders noem ik ze, het zijn grote jongens. Maar dan, de vierde, die klimt op de rug van de derde en wordt twee keer zo groot. Big Mac komt aanstormen en vaagt alles weg. De volgende, dat is een gewone burger, de zee neemt even pauze. En dan begint het spel van voor af aan. Daar kan ik zo maar een uur naar kijken. Maar wat ik zeg: ons duin kalft af. Daar doet de burgemeester dan weer niets aan. Wel de strandvonder achter me aan, maar een fatsoenlijke borstwering, ho maar. Moeten we zelf voor zorgen. Dus ga ik het strand op om pallets te scoren. Perfect spul voor een waterkering. Het staat er nu goed bij, mijn persoonlijke dijklichaam. Ik heb een rijtje pallets rechtop gezet, een tweede rijtje d’r tegenaan, en daarachter heb ik zand gestort. Met een kruiwagen, want geld om een shovel te huren heb ik niet. Ben ik een paar daagjes zoet mee geweest. Natte rug, blaren, je kent het wel. Zelfs mijn vrouw is tevreden.
    Ja, en dan die zandmotor, weer zo’n idee van onze burgemeester. Daar ben ik dus ook tegen. Ik woon bovenop een duin, moet je weten. Ik ben bang voor klereherrie. Dag en nacht gebonk in je voortuin. Die geruststellende berichten van de instanties geloof ik niet meer. Dus ik wil naar die inspraakavond. Zegt mijn vrouw: ‘Heb je jezelf nog niet genoeg voor lul gezet met dat AZC? Je had me beloofd om je kop te houden…’ Dus nu ben ik in Monster. Ik wil het zelf zien. Blijkt dat er helemaal geen motor staat. Ze hebben een poep zand neergelegd en ze hopen dat die langzaamaan door de zee wordt meegenomen. Het idee is dat de zuidwesterstroming zand meeneemt en dat verderop noordwaarts laat neerslaan. Er staan borden met foto’s, en verdomd, het werkt. Knap bedacht, eerlijk is eerlijk. En het enige wat ik hoor, zijn een paar vluchten trekganzen.
    Hoe ga ik dat aan mijn vrouw vertellen?